Klimatologische omstandigheden

De juiste klimatologische omstandigheden op het moment van applicatie van een conserveringssysteem is van groot belang voor het functioneren hiervan.

icoon waarschuwing

Het is algemeen bekend dat de klimaatcondities waaronder een product wordt aangebracht van doorslaggevend belang zijn voor de uiteindelijke kwaliteit. Het aanbrengen van producten bij lage temperaturen kan er toe leiden dat de droging en doorharding sterk vertragen. Wanneer de ondergrond zich onder het dauwpunt bevindt, zal condensvorming ontstaan als gevolg waarvan het verfsysteem slecht hecht op een ondergrond. Condensvorming is niet altijd zichtbaar wanneer de ondergrondtemperatuur zich slechts weinig boven het dauwpunt bevindt. Factoren die van invloed kunnen zijn op het al of niet ontstaan van condensvorming zijn temperatuurvariaties van ondergrond of de omringende lucht, barometrische veranderingen, al of niet zon beschenen, etc. Een dunne gesloten laag onzichtbaar vocht ten tijde van verfapplicatie kan er voor zorgen dat de hechting van het verfsysteem negatief wordt beïnvloed.

Het bepalen van de klimatologische omstandigheden alsmede het interpreteren van de resultaten dient zorgvuldig uitgevoerd te worden. DCC beschikt over de kennis en geavanceerde apparatuur om de klimatologische omstandigheden alsmede oppervlaktetemperatuur te bepalen en de resultaten te interpreteren op basis van eisen vermeld in een conserveringsspecificatie of applicatierichtlijnen opgesteld door verfleveranciers. Klik hier voor een overzicht van de meest gangbare testmethodieken aangaande  klimatologische omstandigheden.

Gangbare testmethodieken ‘klimatologische omstandigheden’

Klimatologische omstandigheden worden over het algemeen gemeten met behulp van zogenaamde “multimeters”. Dit zijn digitale meters die vaak de mogelijkheid hebben om metingen op te slaan en de verzamelde informatie statistisch te verwerken. Gemeten worden:

  • Luchttemperatuur: de temperatuur van de omgevingslucht
  • Relatieve luchtvochtigheid: de relatieve verzadigingsgraad van lucht met vocht
  • Dauwpunt: de temperatuur (van een oppervlak) waarbij condens ontstaat
  • Oppervlaktetemperatuur: de temperatuur van de (stalen) ondergrond
  • Delta T: het verschil tussen dauwpunt en oppervlaktetemperatuur

Een goede conserveringsspecificatie geeft richtlijnen met betrekking tot de klimaatcondities die op het moment van applicatie van het verfsysteem minimaal nodig zijn. Belangrijk is om condens op de ondergrond te voorkomen op het moment van applicatie van het verfsysteem. Als een soort veiligheidsmarge wordt over het algemeen een verschil van +3 graden tussen staaltemperatuur en dauwpunt gespecificeerd. Dit betekent dus dat de ondergrond altijd 3 graden “warmer” moet zijn dan het werkelijke dauwpunt. Hiermee wordt de invloed van lokale afwijkingen in ondergrond temperatuur of luchtvochtigheid min of meer gecompenseerd. 

Een eigenschap om rekening mee te houden is dat multimeters geruime tijd nodig hebben om zich te acclimatiseren aan het klimaat waarin de metingen verricht moeten worden. Het feit dat de meter getallen produceert met cijfers achter de komma, wekt de verwachting dat het daarom automatisch betrouwbare waarden zijn. Het tegendeel is waar indien de meter niet geacclimatiseerd is aan de omgeving. Vaak komt het voor dat een meter in de winter een gehele nacht in de kofferbak van een auto heeft gelegen om bijvoorbeeld vervolgens metingen te verrichten aan de binnenzijde van een tank waarin met een staal/omgevingstemperatuur van boven de 10-15 graden. Het kan vaak wel 30 minuten duren voordat de meter voldoende gestabiliseerd is. De behuizing van de meter en de meetsensoren zullen eerst de temperatuur van de omgeving moeten aannemen voordat de metingen betrouwbaar zijn. Een ander nadeel kan zijn dat de sensoren vervuild raken met (straal)stof of verfnevel, waardoor de meetresultaten onbetrouwbaar worden. Kalibratie van dergelijke meetapparatuur dient periodiek bij de leverancier van het apparaat uitgevoerd te worden.

Een ouderwetse maar nog steeds betrouwbare meetmethodiek is de zogenaamde “slinger phsychrometer”. Dit is een oud instrument dat gebuikt maakt van 2 kwikthermometers (tegenwoordig alcoholthermometers). Om met deze apparatuur de relatieve luchtvochtigheid en het dauwpunt te kunnen bepalen, is er een diagram (Mollier diagram) noodzakelijk. Een groot voordeel van deze meters is dat er geen sprake behoeft te zijn van langdurige acclimatisering. De meter meet snel de juiste waarde. Kalibratie is eenvoudig; verwijder de sok van de “natte thermometer” en wacht 1 of 2 minuten. Indien de 2 thermometers dezelfde temperatuur aangeven, kan gesteld worden dat de thermometers in goede conditie zijn. Om volledige zekerheid te verkrijgen kan altijd nog een 3e (geijkte) thermometer gebruikt worden om te vergelijken met de thermometers van de “slinger”. Bel of mail met DCC indien u vragen heeft over het bepalen van klimatologische omstandigheden tijdens conserveringswerkzaamheden.

dikte meeten

Klik hier voor
Overige diensten